Ouders van een huilbaby voelen zich vaak niet gehoord. Dat terwijl een huilbaby veel impact heeft op het leven van deze ouders. Ineke de Kruijff, kinderarts in het St. Antonius Ziekenhuis, houdt zich bezig met de vraag hoe de ouders van een huilbaby het beste geholpen kunnen worden. Zij startte een nauwe regionale samenwerking met kinderartsen, huisartsen en jeugdartsen in de regio Utrecht. Het doel is om ouders sneller en gerichter te helpen. Met behulp van de regeling Implementatie- en opschalingscoaching ronde 6 heeft zij een innovatiecoach ingeschakeld die hierbij kon ondersteunen. Wat kunnen we leren van Inekes ervaringen, successen en uitdagingen tijdens het innovatieproces?

Ineke de Kruijff deed de afgelopen 10 jaar onderzoek naar huilbaby’s en is vorig jaar op dit onderwerp gepromoveerd. Hierbij heeft zij aangetoond dat de ouders van een huilbaby veel stress ervaren. Het kan zelfs zorgen voor depressieve gevoelens en bindingsproblemen met het kind. Ouders willen zich graag serieus genomen voelen, lichamelijke oorzaken voor het huilen uitsluiten en een betere samenwerking tussen verschillende zorgverleners ervaren. “We hebben daarom een eerste aanzet gedaan voor een nieuwe manier van samenwerken in de vorm van regionale netwerkzorg. Naast jeugdartsen, huisartsen en kinderartsen willen we ook andere professionals, zoals fysiotherapeuten, logopedisten en lactatiedeskundigen betrekken. Voor de ouders is het prettig als deze zorg in hun eigen regio makkelijk vindbaar en beschikbaar is”, licht Ineke toe. 

Infant Mental Health (IMH)

Volgens Ineke is het bij netwerkzorg belangrijk dat alle partijen dezelfde taal spreken. Bij de opzet van deze samenwerking staat de IMH-visie centraal. IMH staat voor Infant Mental Health. Hierbij wordt specifiek naar de ouder-kind relatie gekeken. “Van oudsher ben ik de arts van het kind. Maar ik ben wel afhankelijk van wat de ouders mij vertellen. Daarnaast kan het huilen van het kind van alles losmaken bij de ouders. Je kunt het kind dus niet los van de ouders zien.” 

Ouders sneller geruststellen

Ouders zoeken doorgaans eerst op internet naar informatie. Hier vinden zij allerlei verhalen over mogelijke medische oorzaken, zoals verborgen reflux of allergieën. Terwijl in de praktijk in minder dan 5% van de gevallen een medische oorzaak te vinden is. “Vaak is er al behoorlijk wat tijd overheen gegaan voordat de ouders een doorverwijzing krijgen naar een kinderarts. De stress is dan al zo hoog opgelopen en de wanhoop zo groot dat in 30% van de verwijzingen de baby dan wordt opgenomen in het ziekenhuis. Hoewel dit medisch gezien misschien niet nodig is. Eigenlijk willen we de ouders al in een eerder stadium gerust kunnen stellen. Door betere regionale samenwerking kunnen we dit realiseren.”

Opzet van de regionale netwerkzorg

De nieuwe manier van samenwerken bestaat uit 3 aspecten: 

  1. Verstrekken van betrouwbare (digitale) informatie. “We willen de beschikbare informatie op het internet verbeteren en beter op elkaar afstemmen. We hebben daarom input geleverd voor diverse betrouwbare websites, zoals Opvoeden.nl van het Nederlands Jeugdinstituut en Helpmijnbabyhuilt.nl van IMH Nederland. Daarnaast hebben we meegewerkt aan de opzet van de Cyberpoli: een website met betrouwbare medische informatie en mogelijkheid om contact op te nemen met zorgprofessionals. Ook hebben we een multidisciplinair gesteunde informatiefolder ontwikkeld.” 
  2. Laagdrempelig overleg tussen jeugdarts, huisarts en kinderarts met poliklinische consultatie  binnen 3 werkdagen bij medische zorgen. Dit is nog vóór start met medicatie of wijziging van voeding. Hierna volgt een beoordeling op de ABC (advanced baby care) poli. Dit is een multidisciplinair spreekuur met een kinderarts en een medisch pedagogisch zorgverlener. “Er wordt dan onderzocht of de medische zorgen terecht zijn of dat we de ouders kunnen geruststellen. Als er geen medische oorzaak is, krijgen de ouders advies over hoe je je baby het beste kunt troosten. Hiermee geef je de ouders de regie terug in handen.“
  3. Binnen 2 weken volgt een warme overdracht naar de verwijzend jeugdarts of huisarts. Middels een videoconsult worden diagnose, behandeladvies en regievoering met de ouders afgestemd. De jeugdarts of huisarts pakt dus de coördinatie weer op. Zij kunnen vervolgens binnen het regionale netwerk schakelen met netwerkpartners, zoals een fysiotherapeut of logopedist. “Als er in de loop van de tijd weer nieuwe zorgen zijn op medisch gebied, dan kan er altijd weer contact worden opgenomen met de kinderarts die eerder ook betrokken was. 

Hulp van een innovatiecoach

De regeling voor Implementatie- en opschalingscoaching van Zorg voor innoveren heeft bij de opstart van het project geholpen. Ineke licht toe: “De innovatiecoach hielp ons een helder doel te formuleren en in kaart te brengen hoe je zo’n regionaal netwerk opzet. Onze coach heeft veel gesprekken gevoerd met partners in de regio. Daarnaast heeft ze ons geholpen met de organisatie van diverse interactieve bijeenkomsten. Het is heel fijn dat we deze hulp kregen, waarbij zij de partijen bij elkaar bracht. Het traject met de coach in inmiddels afgerond, maar ik denk dat wij in de volgende fase ook behoefte hebben aan een projectleider.”

Successen en uitdagingen

Ineke vertelt dat de timing van het project precies goed is: “Er is momenteel veel aandacht voor dit onderwerp, ook in de media. Daarnaast zijn er veel bevlogen zorgprofessionals die het ermee eens zijn dat het beter is als we deze zorg gezamenlijk organiseren. Het leuke van ons project is dat de ouders zelf ook mee willen denken. Ik denk dat het in de toekomst een steeds grotere rol gaat spelen dat we ons ook richten op informele zorg, zoals ouderhulpgroepen. Ouders die zelf een huilbaby hebben gehad zijn vaak gemotiveerd om andere ouders te helpen. Die input is heel waardevol.“ 

Ineke is ook tegen de nodige uitdagingen aangelopen. Zo blijft financiering een lastig onderwerp. ”Vanuit het ziekenhuis hebben we te maken met de Zorgverzekeringswet. Aan de andere kant vallen de jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en IMH-specialisten weer onder de gemeente. We werken dus met verschillende financieringen en verschillende systemen. Ik hoop daarom dat we in de toekomst transmurale projecten kunnen financieren. Daarnaast kan het lastig zijn om beleidsmakers mee te krijgen. Andere zorgprofessionals krijg ik als kinderarts wel mee, maar de beleidsmakers gaan uiteindelijk over het geld. Hoe krijg ik hen aangehaakt? Dat vind ik de grootste uitdaging.”

Toekomstplannen

Inekes ultieme toekomstvisie is dat haar concept ook wordt uitgerold in andere regio’s en het liefst in heel Nederland. Dat gebeurt bijvoorbeeld al in regio’s Rotterdam en Gouda. “Andere regio’s kunnen leren van onze ervaringen. Daarom moeten we vooral veel bewijs verzamelen en aantonen dat regionale netwerkzorg werkt. Daarvoor is dit project heel behulpzaam geweest. We hebben in kaart gekregen hoe je een netwerk opzet in de regio. Wat zijn de valkuilen? Waar moet je aan denken? Die kennis kunnen wij weer doorgeven aan andere ziekenhuizen die dit ook willen gaan doen.” 

Daarnaast zijn er nog genoeg andere ideeën voor de toekomst. “Ouders kijken vaak als eerst op internet of stellen hun vragen in  online communities, zoals facebookgroepen. Daar zitten wij als zorgverlener nog te weinig. Het is belangrijk dat we weten wat er op het internet beschikbaar is, hoe die informatie op elkaar aansluit en hoe we daar als zorgverlener een rol in kunnen spelen. Dat is momenteel nog onbekend gebied. Dus een oproep voor een volgende innovator in de zorg: sluit je aan bij online communities! Ik ben ervan overtuigd dat daar de toekomst ligt.”

Tips voor zorginnovatoren

“Zorg dat je een enthousiaste groep om je heen verzamelt met mensen van verschillende achtergronden. Samen kom je echt verder. Zeker bij transmurale zorg is het belangrijk dat je een aantal goede vertegenwoordigers betrekt. Bij ons denken verschillende enthousiaste jeugdartsen,  huisartsen maar ook fysiotherapeuten, logopedisten en IMH specialisten met ons mee. En vergeet de ouders zelf niet, zij kunnen feilloos aangeven waar de pijnpunten en kansen liggen!

Ik denk dat het daarnaast belangrijk is dat je beleidsmakers vanaf het begin aanhaakt. Dat is ook gelijk een uitdaging, maar laat je er niet teveel door leiden als het niet meteen lukt. Op een gegeven moment moet je het ook gewoon gaan doen en vanuit je pilot leren met vallen en opstaan.“